18254 |
gesp |
gasp:
gasp (L293p Roggel),
gesp:
gasp (L293p Roggel)
|
De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen. [N 60, 33] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen? [N 60 (1973)]
II-10, III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
speenveulen:
špiǝnvø̜̄lǝ (L293p Roggel)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
18475 |
gespenbottine |
gespenbottine:
gaspəbŏĕtiĕnnə (L293p Roggel)
|
Kent u het woord gespenbottine? Wat betekent het, hoe ziet deze bottine er uit, en hoe spreekt u het woord uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
gestichdje mes (L293p Roggel)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vraow (L293p Roggel)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
32966 |
gewas |
gewas:
(mv)
gǝwasǝ (L293p Roggel)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewellef (L293p Roggel)
|
Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
gewelfschildering:
gewellefschjildering (L293p Roggel)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gəzich (L293p Roggel)
|
gezicht [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
23278 |
gezongen mis |
latijnse mis:
latinsə meͅs (L293p Roggel)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|