18499 |
klep [wld ii.10, p. 25] |
derbyklep:
derbie-klep (L293p Roggel)
|
Hoe heet de flap met vetergaten, die bij derbybottines en derbymoliäres los op de schoen lag en maar aan één kant was vastgenaaid (klep)? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
23462 |
klepklok |
kleine klok:
klein klok (L293p Roggel)
|
Hoe noemt men deze kleinste klok?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23218 |
kleppen |
trumpen:
trumpe (L293p Roggel)
|
Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (L293p Roggel)
|
kleur [DC 42B (1967)]
III-4-4
|
17893 |
klieven |
kloven:
klø̜jvǝ (L293p Roggel),
waterdicht naaien:
wātǝrdex nɛjǝ (L293p Roggel)
|
Een bepaalde manier van naaien waardoor een waterdichte naad ontstaat, vooral bij lieslaarzen. De beide leernaden worden even gesplitst en de splitseindjes worden wisselings op elkaar gelegd en aan elkaar genaaid. Zie afb. 31. [N 60, 59a] || Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.]
II-10, II-12
|
21469 |
klikspaan |
aandrager:
aandreger (L293p Roggel)
|
klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
31091 |
klinkvoet |
driepoot:
driepoot (L293p Roggel)
|
IJzeren of stenen voet waarop men klinkt. [N 60, 147a]
II-10
|
20950 |
klokhuis |
kits:
kits (L293p Roggel)
|
Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
23299 |
klokje op het priesterkoor |
gong:
gong (L293p Roggel)
|
Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23478 |
klokkenluider |
klokkenluider:
klokkeloewers (L293p Roggel)
|
De personen die tijdens de grote processie de klokken luiden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|