e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

Gevonden: 2002
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koolwitje snuffelter: snuffelter (Roggel) koolwitje [DC 18 (1950)] III-4-2
koorbank koorbank: koerbank (Roggel) Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorgestoelte koorbanken: koerbenk (Roggel) Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)] III-3-3
koorhemd superplie: supperplie (Roggel) Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorkap koormantel: koeermanjtel (Roggel) De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorstoel koorstoel: koerstool (Roggel) Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorts koorts: ko:rs (Roggel) koorts [RND] III-1-2
koorzanger zanger: zenger (Roggel) Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koper poetsen met koperpoets schuren: met kōpərputs šōrə (Roggel) metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
koperen zeef zeef: zēf (Roggel) Koperen zeef waar men het sap door zeeft. [N 57, 20a] II-2