e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

Gevonden: 2002
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lied, liedje liechtje: le:chtjə (Roggel), lied: en leeht (Roggel), liedje: en leetsjje (Roggel) lied [GTRP (1980-1995)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
lieveheersbeestje kevelaarswormpje: kêveleerswörmpke (Roggel), kevelaarwormpje: kevelaerwurmpje (Roggel) lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [Roukens 03 (1937)] III-4-2
lijkbidder lijkbidder: lijkbidder (Roggel) het overlijden aanzeggen; wat is de benaming voor de persoon die dat deed? [VC 30 (1964)] III-2-2
lijkenhuisje lijkenhuisje: liekehuuske (Roggel) Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)] III-3-3
lijm voor het plakken melklijm: mɛlǝklīm (Roggel), wener lijm: wīnǝr līm (Roggel) De lijm die men bij het plakken gebruikt. Het woordtype Bärenklau verwijst naar een Duitse merknaam. [N 60, 49] II-10
lijnzaadmeel lijzendmeel: lēzǝntjmɛ̄ǝl (Roggel) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijsterbes lijsterkral: -  liesterskralle (Roggel) lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)] III-4-3
likhout houten coulisse: hǫwtǝ klizǝ (Roggel) Een stuk hout, er uitziend als een stoelsport, gebruikt om de zolen stevig te polijsten. Volgens de informant van K 278 heeft dit stuk ongeveer de vorm van een deegrol. Zie afb. 57. [N 60, 122c] II-10
likijzer coulisse: kulizǝ (Roggel) Het ijzeren polijstinstrument in het algemeen. [N 60, 135c] II-10
likken polijzen: polęjzǝ (Roggel) Het leer gladmaken met behulp van polijstinstrumenten of met een glad stuk hout met kracht over de bevochtigde zool wrijven. [N 60, 122a; N 60, 122b] II-10