22750 |
lied, liedje |
liechtje:
le:chtjə (L293p Roggel),
lied:
en leeht (L293p Roggel),
liedje:
en leetsjje (L293p Roggel)
|
lied [GTRP (1980-1995)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
24343 |
lieveheersbeestje |
kevelaarswormpje:
kêveleerswörmpke (L293p Roggel),
kevelaarwormpje:
kevelaerwurmpje (L293p Roggel)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
lijkbidder (L293p Roggel)
|
het overlijden aanzeggen; wat is de benaming voor de persoon die dat deed? [VC 30 (1964)]
III-2-2
|
20254 |
lijkenhuisje |
lijkenhuisje:
liekehuuske (L293p Roggel)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30954 |
lijm voor het plakken |
melklijm:
mɛlǝklīm (L293p Roggel),
wener lijm:
wīnǝr līm (L293p Roggel)
|
De lijm die men bij het plakken gebruikt. Het woordtype Bärenklau verwijst naar een Duitse merknaam. [N 60, 49]
II-10
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijzendmeel:
lēzǝntjmɛ̄ǝl (L293p Roggel)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
lijsterkral:
-
liesterskralle (L293p Roggel)
|
lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)]
III-4-3
|
31056 |
likhout |
houten coulisse:
hǫwtǝ klizǝ (L293p Roggel)
|
Een stuk hout, er uitziend als een stoelsport, gebruikt om de zolen stevig te polijsten. Volgens de informant van K 278 heeft dit stuk ongeveer de vorm van een deegrol. Zie afb. 57. [N 60, 122c]
II-10
|
31073 |
likijzer |
coulisse:
kulizǝ (L293p Roggel)
|
Het ijzeren polijstinstrument in het algemeen. [N 60, 135c]
II-10
|
20492 |
likken |
polijzen:
polęjzǝ (L293p Roggel)
|
Het leer gladmaken met behulp van polijstinstrumenten of met een glad stuk hout met kracht over de bevochtigde zool wrijven. [N 60, 122a; N 60, 122b]
II-10
|