20401 |
noemen |
noemen:
neumə (L373p Roosteren)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kuikje:
kȳkskǝ (L373p Roosteren)
|
[N 19, 40a]
I-12
|
21651 |
notariskosten |
herengeld:
hèregeldj (L373p Roosteren)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24947 |
oever |
kant:
ps. boven de à staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.
kàntj (L373p Roosteren)
|
oever [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
24219 |
oeverzwaluw |
oeverzwalg:
eigen spelling; omgespeld
uvərzwalx (L373p Roosteren),
schoorzwalg:
sjoarzwalg (L373p Roosteren)
|
oeverzwaluw [DC 18 (1950)] || overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblik:
ougəblik (L373p Roosteren)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksel (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20701 |
oliebol |
oliebol:
aolieböl (L373p Roosteren)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
oliekoek:
aoliekook (L373p Roosteren)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33745 |
omheinen |
afrastereren:
afrastǝrērǝn (L373p Roosteren)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|