e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
noemen noemen: neumə (Roosteren) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nog in het ei zittend kipje kuikje: kȳkskǝ (Roosteren) [N 19, 40a] I-12
notariskosten herengeld: hèregeldj (Roosteren) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
oever kant: ps. boven de à staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.  kàntj (Roosteren) oever [DC 02 (1932)] III-4-4
oeverzwaluw oeverzwalg: eigen spelling; omgespeld  uvərzwalx (Roosteren), schoorzwalg: sjoarzwalg (Roosteren) oeverzwaluw [DC 18 (1950)] || overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
ogenblikje, korte tijd, eventjes ogenblik: ougəblik (Roosteren) ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
oksel oksel: oksel (Roosteren, ... ) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
oliebol oliebol: aolieböl (Roosteren) Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3
oliekoek oliekoek: aoliekook (Roosteren) In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)] III-2-3
omheinen afrastereren: afrastǝrērǝn (Roosteren) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8