34211 |
omweiden |
omdoen:
omdōn (L373p Roosteren),
omzetten:
ǫmzɛtǝn (L373p Roosteren)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25087 |
onbelangrijk |
min:
min (L373p Roosteren)
|
weinig [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
beschijterd:
beschietert (L373p Roosteren),
oplichter:
eine oplichter (L373p Roosteren)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34608 |
onderbak |
bak:
bak (L373p Roosteren)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
oŋǝrhām (L373p Roosteren)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
aan het onderhandelen zijn:
mit eine aan ⁄t ongerhanjele zeen (L373p Roosteren)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33065 |
onderste band van de schoof |
onderste band:
ǫŋǝrstǝ [band] (L373p Roosteren)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22a]
I-4
|
33980 |
onderzadel |
onderzadel:
oŋǝrzāl (L373p Roosteren)
|
Een vilten lap of een kussen dat onder het zadel ligt. Zie ook lemma Paardedeken Onder Het Zadel. [N 13, 64a en 64b]
I-10
|
25064 |
oneven, niet door twee deelbaar |
omp:
òmp (L373p Roosteren)
|
oneven [DC 31 (1959)]
III-4-4
|
30020 |
ongebluste kalk |
ongebluste kalk:
oŋgǝblø̜stǝ kalǝk (L373p Roosteren)
|
Gebrande kalk die nog niet met water is aangelengd. Schelpkalk, steenkalk en mergelkalk zijn verschillende soorten ongebluste kalk. Zie ook de toelichting bij deze lemmata. De term 'kluitkalk' wordt gebruikt voor Luikse kalk die als grondstof de Belgische hardsteen heeft (Zwiers I, pag. 591). [N 30, 29a; monogr.]
II-9
|