20416 |
beschuit met muisjes |
beschuiten met muisjes:
beschuuten mit muuskes (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
beschuutepap (L373p Roosteren)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vas weir (L373p Roosteren),
vaste lucht:
vaste loch (L373p Roosteren)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21471 |
betalen |
afschieten:
aafscheten (L373p Roosteren),
over de brug komen:
over de brùk kommen (L373p Roosteren),
van leer trekken:
van lèer trèkken (L373p Roosteren)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
27448 |
beton |
beton:
bǝton (L373p Roosteren)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30045 |
betonijzer |
bewapening:
bǝwǭpǝneŋ (L373p Roosteren)
|
Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b]
II-9
|
30047 |
betonmolen |
mixer:
meksǝr (L373p Roosteren)
|
Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.]
II-9
|
25106 |
betrekken (lucht) |
overtrekken:
de loch övertrek (L373p Roosteren)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24561 |
beuk |
beuk:
-
beuk (L373p Roosteren)
|
beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beukeneutjes (L373p Roosteren)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|