e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijmblaas slijm: slīm (Roosteren) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijmkoek leeftong: lēǝftǫŋ (Roosteren) Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56] I-11
slokdarm krop: krop (Roosteren), slokdarm: slōkderm (Roosteren), slökderm (Roosteren) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
sluik haar plat haar: platte haor (Roosteren), recht haar: rechte haor (Roosteren) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren knikkebollen: knikkebolle (Roosteren), sluimeren: slumere (Roosteren) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
slurpen slurpen: slurpe (Roosteren) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] III-2-3
smaak smaak: smaak (Roosteren, ... ), smaak nao (Roosteren) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1
smalle buikriem buikriem: būkrēm (Roosteren) Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61] I-10
smalle weg, pad koeweg: kuwē̜x (Roosteren) Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.] I-8
snauwen, grauwen grommelen: grommele (Roosteren), mopperen: moppərə (Roosteren), snauwen: snauwe (Roosteren) grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)] III-1-4