34163 |
slijmblaas |
slijm:
slīm (L373p Roosteren)
|
Gelei-achtige afscheiding uit de schede vóór het kalven. [N 3A, 37]
I-11
|
34178 |
slijmkoek |
leeftong:
lēǝftǫŋ (L373p Roosteren)
|
Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56]
I-11
|
17695 |
slokdarm |
krop:
krop (L373p Roosteren),
slokdarm:
slōkderm (L373p Roosteren),
slökderm (L373p Roosteren)
|
slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17577 |
sluik haar |
plat haar:
platte haor (L373p Roosteren),
recht haar:
rechte haor (L373p Roosteren)
|
recht, sluik haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17836 |
sluimeren |
knikkebollen:
knikkebolle (L373p Roosteren),
sluimeren:
slumere (L373p Roosteren)
|
sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20491 |
slurpen |
slurpen:
slurpe (L373p Roosteren)
|
je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
17741 |
smaak |
smaak:
smaak (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren,
L373p Roosteren),
smaak nao (L373p Roosteren)
|
smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33973 |
smalle buikriem |
buikriem:
būkrēm (L373p Roosteren)
|
Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61]
I-10
|
33691 |
smalle weg, pad |
koeweg:
kuwē̜x (L373p Roosteren)
|
Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
19361 |
snauwen, grauwen |
grommelen:
grommele (L373p Roosteren),
mopperen:
moppərə (L373p Roosteren),
snauwen:
snauwe (L373p Roosteren)
|
grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|