25574 |
strooien |
strooien:
strȳi̯ǝ (L373p Roosteren),
strø̜i̯ǝ (L373p Roosteren)
|
Hooi of stro onder het vee spreiden. [S 36; L 7, 61b; R(s]
I-11
|
22041 |
strooisel |
strooisel:
strø̜i̯sǝl (L373p Roosteren)
|
Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.]
I-11
|
20738 |
strooiselvlaai |
greumeltjesvlaai:
greumelkesflaaj (L373p Roosteren)
|
Vla bedekt met een droog mengsel van boter, basterdsuiker en meel (greumelkeskoek, struiselkoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30557 |
stucadoor |
stucadoor:
stucadoor (L373p Roosteren)
|
Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.]
II-9
|
25138 |
stuifsneeuw |
stuifsneeuw:
stuufsjneè (L373p Roosteren)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17642 |
stuitbeen |
staartbeentje:
staartbeinke (L373p Roosteren)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
stuuven (L373p Roosteren)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
stuiver:
stuuver (L373p Roosteren),
vijf cent:
vief cent (L373p Roosteren)
|
stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21630 |
stuiver (belg.) |
stuiver:
(5 centen).
stuuver (L373p Roosteren)
|
Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34023 |
stuks -vee |
stuk (vee):
støk (L373p Roosteren),
stuks (vee):
støks (L373p Roosteren)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|