e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitwerpselen van koeien koeflater: kuflātǝr (Roosteren), koestront: kustronjtj (Roosteren) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitzetplanken planken: plɛŋk (Roosteren) De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c] II-9
vaalbonte koe vaal (bijvgl. nmw.): vāl (Roosteren), vaalbonte koe: vālbǫntjǝ [koe] (Roosteren) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11
vaars rind: renjtj (Roosteren), rɛntj (Roosteren), vaars: vērs (Roosteren), vēs (Roosteren), vē̜s (Roosteren), vɛs (Roosteren) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vademen (de/een) naald(e) vamen: ǝn nǭlj vē̜mǝ (Roosteren) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader pa: pa (Roosteren), papa: papa (Roosteren), vad: vaat (Roosteren), vader: vader (Roosteren, ... ) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] III-2-2
van de leg afraken van de leg af zijn: van dǝ lɛk āf zēn (Roosteren) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van uitlopers ontdoen (scheuten) afdoen: āfdōn (Roosteren) Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.] I-5
van veren wisselen ruizelen: rȳzǝlǝ (Roosteren), ververen: vǝrvērǝ (Roosteren) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vàngə (Roosteren) vangen [DC 02 (1932)] III-1-2