19712 |
vork |
fourchette:
veršèt (L373p Roosteren),
vəršeͅt (L373p Roosteren)
|
vork || vork om mee te eten [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
34611 |
vork van de wagen |
vork:
vork (L373p Roosteren)
|
Het geheel van de twee schuin naar achter lopende balken die boven het asblok bevestigd zijn en waartussen aan de voorzijde de dissel is geplaatst. Deze balken maken deel uit van het voorstel van de langwagen. [N 17, 44b; N G, 70e; JG 1b; JG 1d]
I-13
|
19573 |
vorkenblok |
lepelenbakje:
lepelenbekske (L373p Roosteren)
|
blok waarin vorken worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
gevreur (L373p Roosteren),
vorst:
vors (L373p Roosteren)
|
vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33693 |
vredewis |
wis:
weš (L373p Roosteren)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
32943 |
vregelpaal |
rolhout:
rolhout (L373p Roosteren),
vregelpaal:
vrɛi̯ǝlpǭl (L373p Roosteren)
|
In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.]
I-3
|
32944 |
vregelstok |
vregelstek:
vrē̜i̯ǝlstęk (L373p Roosteren)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
25203 |
vriesweer |
vriezend (weer):
vrezend weir (L373p Roosteren)
|
vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25200 |
vriezenx |
bakken:
bakken (L373p Roosteren),
vriezen:
frézen (L373p Roosteren)
|
vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20276 |
vroedvrouw |
wijsvrouw:
wīēsvrouw (L373p Roosteren)
|
hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|