e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardbei aardbes: ēͅrbeͅs (Roosteren) [DC GV (1935) M] I-7
aardbeienvlaai aardbeienvlaai: aardbeieflaaj (Roosteren) Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)] III-2-3
aarden pot aarden pot: ęrdǝ pǫt (Roosteren), roompot: rǭmpǫt (Roosteren) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardewerk aardewerk: aardewerrik (Roosteren), aardgoed: èrdgood (Roosteren) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Roosteren) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhoofd achter op de kop: achter op siene kop (Roosteren) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achterklauw achterklauw: axtǝrklau̯w (Roosteren), bijklauw: biklau̯w (Roosteren) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achternaafband reep: rēp (Roosteren), ring: reŋk (Roosteren) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterschijf stootplaat: stuǝtplāt (Roosteren) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achterwand achterste stopsel: axtǝrstǝ støpsǝl (Roosteren), schot: šot (Roosteren, ... ) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13