34414 |
ecthyma, zere bekjes, muilschurft |
langmuil:
laŋkmūl (L373p Roosteren)
|
Een soms goedaardige, soms ook kwaadaardige aantasting van de slijmvliezen van de mondholte, waarbij op de lippen korsten ontstaan. [N 77, 62; N 19, 68; A 48a, 49]
I-12
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
enkeurke (L373p Roosteren),
èngkeurke (L373p Roosteren)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zweel (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
34490 |
een dag overslaan bij het leggen |
een dag overslaan:
ęi̯nǝ dāx ø̜̄vǝrslǭn (L373p Roosteren)
|
[N 19, 36]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
schellen:
sxęlǝ (L373p Roosteren),
šęlǝ (L373p Roosteren)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
34534 |
een ei schouwen |
ronddraaien:
ronjtjdręi̯ǝ (L373p Roosteren)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
34523 |
een haan snijden |
kapuinen:
kapuinen (L373p Roosteren)
|
Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hure (L373p Roosteren)
|
een huis huren [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
30049 |
een huis uitzetten |
uitzetten:
ūt˲zętǝ (L373p Roosteren)
|
De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.]
II-9
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
gezichten snijden:
gezichte snieje (L373p Roosteren),
grimassen maken:
grimasse make (L373p Roosteren)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|