e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele kwikstaart geelgors: gĕlgĕs (Roosteren), kwikstaartje: kwikstertje (Roosteren) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1
gele lupine lupinen: ly`pinǝ (Roosteren), ly`pīnǝ (Roosteren) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gemakkelijk gemakkelijk: gemekkələk (Roosteren), op zijn gemak: op sie gemák (Roosteren) gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gepachte hoeve, pachtgoed pachthof: paxthǫf (Roosteren) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
geraamte geraamte: geraamte (Roosteren, ... ) geraamte [N 10a (1961)] III-1-1
gereed klaar: klair (Roosteren), kloar (Roosteren) klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)] III-1-4
geronnen melk zure melk: zūr męlk (Roosteren) Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.] I-11
gerst gerst: gē̜s (Roosteren) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geslachtsrijpe koe rind: rɛntj (Roosteren) Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23] I-11
gesneden haan kapuin: kapuin (Roosteren) [N 19, 60a; monogr.] I-12