id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20346 | grootmoeder | grootmoeder: gròòtmooder (Roosteren), oma: oma (Roosteren) | grootmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2 |
20345 | grootouders | grootouders: gròòtauwers (Roosteren) | grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2 |
20288 | grootvader | grootvader: gròòtvader (Roosteren), opa: opa (Roosteren) | grootvader [DC 05 (1937)] III-2-2 |
25004 | grootx | groot: ps. onder de a staat nog een streepje; deze combinatieletter is niet te maken. groat (Roosteren) | groot [DC 03 (1934)] III-4-4 |
24165 | grote lijster | grote lijster: gróóte liester (Roosteren), eigen spelling; omgespeld groͅu̯tə listər (Roosteren) | grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1 |
19502 | grote schoonmaak | schoonmaak: de sjōēnmaak is achter de rök (Roosteren), sjōēnmaak haute (Roosteren), weer zeen aan de sjōēnmaak (Roosteren) | de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1 |
24166 | grutto | grutto: gruuttoo (Roosteren), eigen spelling; omgespeld grøto (Roosteren) | grutto || grutto (41 lange rechte bek en poten; wit in de vleugel; luidruchtig; algemeen in weiland; roep onder de pronkvlucht hoog in de lucht [grrieto, grrieto] [N 09 (1961)] III-4-1 |
21331 | gulden | gulden: Opm. doffe u. gulje (Roosteren) | gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
19075 | gunnen | verkopen: ze is verkoch (Roosteren) | ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
34065 | guste koe | schot: šǫt (Roosteren) | Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24] I-11 |