17756 |
kleine neus |
klein neusje:
klei nēͅske (L373p Roosteren)
|
Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
klein geldj (L373p Roosteren),
pasgeld:
pasgeldj (L373p Roosteren)
|
Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20347 |
kleinkinderen |
kleinkind:
kleinkèntj (L373p Roosteren)
|
kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
kleinzoon (L373p Roosteren)
|
kleinzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (L373p Roosteren)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
kits:
kits (L373p Roosteren)
|
Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
klomp (L373p Roosteren),
klòmp (L373p Roosteren),
klòmpe (L373p Roosteren)
|
Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.]
II-12, III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
schoenklomp:
sjoonklòmpe (L373p Roosteren)
|
Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
18120 |
kloven |
kenen:
keene (L373p Roosteren),
spleten:
splete (L373p Roosteren)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21080 |
knabbelen |
knabbelen:
knabbele (L373p Roosteren),
knage (L373p Roosteren)
|
knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)]
III-2-3
|