e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kortwieken wieken: wikǝ (Roosteren) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kossem kossem: kǫsǝm (Roosteren), vang: vān (Roosteren) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
kosten kosten: kosten (Roosteren), uitdoen: oetdoon (Roosteren) Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: carbenaaj (Roosteren) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
koud, mistig en somber weer grijs (weer): gries (Roosteren), grijze lucht: gries loch (Roosteren), mistig (weer): mistig (Roosteren), mistige lucht: ’n mistige loch (Roosteren), slecht (weer): slecht weir (Roosteren) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude mist koude mist: kauwe mis (Roosteren) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs bijs: bieͅs (Roosteren), noorderwind: noorderwèndj (Roosteren) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kous: algemeen hoos: hoas (Roosteren), hōs (Roosteren) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] III-1-3
kousenband bindel: binjel (Roosteren), hozenbindel: haozebinjel (Roosteren) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Roosteren) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1