e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balkenbrij balkenbrij: balkebrie (Roosteren, ... ), bloed: bloot (Roosteren), panharst: panhaars (Roosteren), pannaars (Roosteren), tuut: tuut (Roosteren) balkenbrij [Roukens 03 (1937)] || Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
band reep: ręjp (Roosteren) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12
banden banden: bɛnj (Roosteren), pezen: pēzǝn (Roosteren) Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a] I-11
bangerik bangerik: ⁄nne bangerik (Roosteren), schijthuis: e sjie‧thoe‧s (Roosteren) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] III-1-4
bankbiljet briefje: breefke (Roosteren) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
bebroed onbevrucht ei rot ei: rot ęi̯ (Roosteren) [N 19, 54b] I-12
beddenwarmer bedkruik: bédkroek (Roosteren) kruik, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
bedorven ei rot ei: rot ęi̯ (Roosteren) [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12
bedriegen bedriegen: bedreege (Roosteren), bədregə (Roosteren) bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] III-1-4
beemd band/bend: bē̜njtj (Roosteren) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8