e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q093p plaats=Rosmeer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
latierboom tussenbalk: tęsǝbalǝk (Rosmeer) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
lederen pantoffel slof: slyfə (Rosmeer) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeftijd, ouderdom ouderdom: adderdom (Rosmeer) ouderdom [ZND 05 (1924)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot kwaad: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  ⁄t es ⁄n kooi (Rosmeer), leeg: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  lèg sjoal (Rosmeer) loze noot [ZND 30 (1939)] III-2-3
leegloper leegganger: ook materiaal znd 30, 4  laiggenger (Rosmeer), leegloper: ook materiaal znd 30, 4  lèglèper (Rosmeer), lëeglôpər (Rosmeer) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leem, pijpaarde leem: lëem (Rosmeer) leem [ZND 01 (1922)] III-4-4
leep, doortrapt uitgeslapen: ootgeslôpe (Rosmeer) leep, doortrapt [ZND 01 (1922)] III-1-4
leest leest: lęǝs (Rosmeer), voet: vut (Rosmeer) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: leeuw (Rosmeer), leew (Rosmeer), ne leeuw (Rosmeer), ène leeuw (Rosmeer) Leeuw. [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] III-3-2
leeuwenbek leeuwenmuiltje: -  leeuwemuilke (Rosmeer) grote leeuwebek [DC 60a (1985)] III-4-3