e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q093p plaats=Rosmeer

Overzicht

Gevonden: 2180
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doofstom doofstom: daufstom (Rosmeer) Hij is doofstom [ZND 33 (1940)] III-1-1
dooien dooien: dooie (Rosmeer, ... ), dōīə (Rosmeer, ... ), t slaakt]: ət get ōͅf (Rosmeer) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier dooier: du̯øi̯ǝr (Rosmeer), eierdooier: ęi̯ǝrdu̯ø̄i̯ǝr (Rosmeer) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doop doop: doop (Rosmeer), dôp (Rosmeer) Doop. [ZND 01 (1922)] III-3-3
doopdekentje doopmantel: doͅpmantəl (Rosmeer) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleedje: doͅpklet`ə (Rosmeer) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] III-2-2
doopmutsje doopmutsje: doͅpmetskə (Rosmeer) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopvont: dopvoont (Rosmeer) Doopvont. [ZND 01 (1922)] III-3-3
doordeweekse (werk)schort werkschortel: weͅrkšoͅtəl (Rosmeer) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren `s werkendaagse kleren: sweͅrkədoxsə kleͅiər (Rosmeer) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3