33384 |
latierboom |
tussenbalk:
tęsǝbalǝk (Q093p Rosmeer)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
18356 |
lederen pantoffel |
slof:
slyfə (Q093p Rosmeer)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
adderdom (Q093p Rosmeer)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
20953 |
leeg, gezegd van een noot |
kwaad:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
⁄t es ⁄n kooi (Q093p Rosmeer),
leeg:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
lèg sjoal (Q093p Rosmeer)
|
loze noot [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
18920 |
leegloper |
leegganger:
ook materiaal znd 30, 4
laiggenger (Q093p Rosmeer),
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4
lèglèper (Q093p Rosmeer),
lëeglôpər (Q093p Rosmeer)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24931 |
leem, pijpaarde |
leem:
lëem (Q093p Rosmeer)
|
leem [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
19365 |
leep, doortrapt |
uitgeslapen:
ootgeslôpe (Q093p Rosmeer)
|
leep, doortrapt [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
30861 |
leest |
leest:
lęǝs (Q093p Rosmeer),
voet:
vut (Q093p Rosmeer)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
leeuw (Q093p Rosmeer),
leew (Q093p Rosmeer),
ne leeuw (Q093p Rosmeer),
ène leeuw (Q093p Rosmeer)
|
Leeuw. [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)]
III-3-2
|
20110 |
leeuwenbek |
leeuwenmuiltje:
-
leeuwemuilke (Q093p Rosmeer)
|
grote leeuwebek [DC 60a (1985)]
III-4-3
|