e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rosmeer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muilkorf voor kalveren muntel: męntǝl (Rosmeer) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muiltje aansteker: oͅnsteͅkərs (Rosmeer) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muizen muizen: muize (Rosmeer) de katten muizen [ZND 31 (1939)] III-2-1
muntgeld platen: ps. omgespeld volgens Frings.  ploət (Rosmeer) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muts: algemeen pots: poͅts (Rosmeer) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] III-1-3
mutsaard, houtmijt motsemmijt: ps. omgespeld volgens Frings. Opm. v.d. invuller: (m.).  moͅtsəmēͅt* (Rosmeer) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] I-7
muur muur: muǝr (Rosmeer), mȳr (Rosmeer) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9
muurplaat plaai: plǫj (Rosmeer) Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.] II-9
muurstijlen staanders: stő̜ndǝrs (Rosmeer) De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.] II-9
muziek muziek: ü zweemt naar doffe e  müziek (Rosmeer) Muziek. [ZND 01 (1922)] III-3-2