34223 |
muilkorf voor kalveren |
muntel:
męntǝl (Q093p Rosmeer)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
18308 |
muiltje |
aansteker:
oͅnsteͅkərs (Q093p Rosmeer)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20122 |
muizen |
muizen:
muize (Q093p Rosmeer)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
21642 |
muntgeld |
platen:
ps. omgespeld volgens Frings.
ploət (Q093p Rosmeer)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18418 |
muts: algemeen |
pots:
poͅts (Q093p Rosmeer)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
motsemmijt:
ps. omgespeld volgens Frings. Opm. v.d. invuller: (m.).
moͅtsəmēͅt* (Q093p Rosmeer)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)]
I-7
|
30091 |
muur |
muur:
muǝr (Q093p Rosmeer),
mȳr (Q093p Rosmeer)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
30205 |
muurplaat |
plaai:
plǫj (Q093p Rosmeer)
|
Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.]
II-9
|
30178 |
muurstijlen |
staanders:
stő̜ndǝrs (Q093p Rosmeer)
|
De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
ü zweemt naar doffe e
müziek (Q093p Rosmeer)
|
Muziek. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|