18334 |
nylonkous |
nylon:
niloͅs (Q093p Rosmeer)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
minuutje:
e menīētske (Q093p Rosmeer)
|
een ogenblikje [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
njèt (Q093p Rosmeer)
|
I-7
|
23227 |
oksaal |
opzaal:
⁄ne shoonen opsôl mët ⁄nen nùwwen ùlger (Q093p Rosmeer)
|
Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
19546 |
olielamp |
smoutlamp:
smatlamp (Q093p Rosmeer)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
ǭfmǭkǝ (Q093p Rosmeer)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plax (Q093p Rosmeer)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
sjerp:
šeͅrəp (Q093p Rosmeer)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18715 |
omslagdoek over mantel of jak |
sjaaltje:
šaləkə (Q093p Rosmeer)
|
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34211 |
omweiden |
herjagen:
hęrjāgǝ (Q093p Rosmeer)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|