24234 |
ringmus |
ringmus:
reenkmĕs(ke) (Q093p Rosmeer),
reenkmès (Q093p Rosmeer)
|
ringmus
III-4-1
|
33478 |
rode aalbes |
rode wiemelen:
rooj wiemele (Q093p Rosmeer),
wiemelen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
wiemel (Q093p Rosmeer)
|
aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krōt (Q093p Rosmeer)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
34033 |
rode koe |
rode koe:
rōi̯ [koe] (Q093p Rosmeer)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34035 |
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen |
rode koe:
rōi̯ kø̜u̯ (Q093p Rosmeer)
|
[N 3A, 125b]
I-11
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
rood moes (Q093p Rosmeer)
|
Rode kool (als plant of gewas) [Lk 05 (1953)]
I-7
|
24235 |
roek |
raaf:
roaf (Q093p Rosmeer)
|
roek
III-4-1
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
koeletje, koeletje:
kulǝkǝ, kulǝkǝ (Q093p Rosmeer)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
pik, pik, pik:
pek, pek, pek (Q093p Rosmeer),
tiet, tiet, tiet:
tit, tit, tit (Q093p Rosmeer)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
te, te, te:
tę, tę, tę (Q093p Rosmeer)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|