33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voederhoek:
vői̯ǝrhűk (Q093p Rosmeer)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
25231 |
bewolking |
het is overtrokken:
jevərtroͅkkə (Q093p Rosmeer)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
overtrokken lucht:
jeivertrokke loch (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
bewolkt [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
bɛsəm (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
bezem [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
bezemsteel:
bɛsəmsti̯eͅl (Q093p Rosmeer)
|
de steel van een bezem, van een bloem [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bezik (Q093p Rosmeer)
|
bezoek [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
17996 |
bibberen |
bibbelen:
bëbbele (Q093p Rosmeer)
|
bibberen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
23200 |
bidden |
beden:
bêe (Q093p Rosmeer)
|
Bidden. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
23201 |
biechten (gaan) |
biechten (gaan):
van biechtvader gezegd
bichte (Q093p Rosmeer),
zich biechten (gaan):
van den biechteling gezegd
zech bichte (Q093p Rosmeer),
zech biechte gweu (Q093p Rosmeer)
|
Biechten. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
beuie (Q093p Rosmeer)
|
bieden [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|