25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
snêjje (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
20115 |
sneeuwklokje |
sneeuwklokje:
è = tussen e:* en é, kort
sneeklèkske (Q093p Rosmeer)
|
sneeuwklokje [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
sne (Q093p Rosmeer),
snee (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
sneeuw [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24245 |
snip, algemeen |
bossnep:
bossnèp (Q093p Rosmeer)
|
bossnip
III-4-1
|
20590 |
snoepen |
snoepen:
snüppə (Q093p Rosmeer)
|
snoepen [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
17753 |
snor |
moustache (fr.):
müstes (Q093p Rosmeer)
|
Hij heeft nog geen snor (Fr. moustache). [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
34510 |
snot |
snot:
snǫt (Q093p Rosmeer)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
18026 |
snotneus |
snotneus:
wat ⁄n snotnôes (Q093p Rosmeer)
|
Wat een snotneus! [ZND 07 (1924)]
III-1-4
|
17590 |
snuit |
snuits:
lang snuets (Q093p Rosmeer),
snuǝts (Q093p Rosmeer),
snyts (Q093p Rosmeer)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)]
I-12, III-1-1
|
34612 |
snuit van de wagen |
naas:
nōs (Q093p Rosmeer)
|
De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d]
I-13
|