34023 |
stuks -vee |
koebeesten:
kø̜u̯bęstǝ (Q093p Rosmeer)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
20847 |
suiker |
suiker:
sükker (Q093p Rosmeer)
|
suiker [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
20891 |
tabak |
toebak:
das sterken tŭwbak (Q093p Rosmeer)
|
dat is sterke tabak [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
20616 |
tabak snuiven |
een snuifje pakken:
snifke pakke (Q093p Rosmeer),
snüfke pakke (Q093p Rosmeer),
toebak snuiven:
e.a. opgaven
(tūwbak) snüffe (Q093p Rosmeer)
|
snuifje nemen [ZND 07 (1924)] || tabak snuiven [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
tōͅfəl (Q093p Rosmeer),
toͅu̯fəl (Q093p Rosmeer)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
tōͅfəlmɛs (Q093p Rosmeer)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
lang tān (Q093p Rosmeer)
|
lange tanden [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tan (Q093p Rosmeer)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandpijn (Q093p Rosmeer)
|
Kiespijn. Ik heb kiespijn. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
20357 |
tante |
mee:
mêi (Q093p Rosmeer)
|
moei (tante) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|