33303 |
wiedschopje |
geedmesje:
gē̜męskǝ (Q093p Rosmeer)
|
Klein schepje met handvat, voor het af- en/of uitsteken van onkruid; soms ook gebruikt om voer voor kleinvee uit te steken of om te poten. Voor het type scheven, zie het lemma Paardebloem. [N 18, 53; monogr.; add. uit N 18, 18b; GV, K7]
I-5
|
34574 |
wiel |
rad:
rǭǝt (Q093p Rosmeer),
meervoud
rǫi̯ǝr (Q093p Rosmeer)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
24276 |
wielewaal |
goudmeling:
goadmjalling (Q093p Rosmeer),
goatmjalling (Q093p Rosmeer),
goudmerel:
goadmjèle (Q093p Rosmeer)
|
wielewaal
III-4-1
|
33461 |
wigvormig sluithout |
sluitspie:
slōi̯tspi (Q093p Rosmeer)
|
Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46]
I-6
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
caban (fr.):
kabŏ (Q093p Rosmeer)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34146 |
wild |
breustig:
brestǝx (Q093p Rosmeer)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17]
I-11
|
24277 |
wilde eend |
eend:
êent (Q093p Rosmeer),
wilde eend:
wèl èend (Q093p Rosmeer)
|
eend [ZND 01 (1922)] || wilde eend
III-4-1
|
34026 |
wilde koe |
wilde koe:
wel [koe] (Q093p Rosmeer)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
bramenroosje:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
breemereeske (Q093p Rosmeer),
wild roosje:
ö = Duitse ö = kort, nooit anders dan mv. gehoord
wöl reeskes (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
egelantier [ZND 01 (1922)] || hondsroos [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
wīnd (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-4-4
|