33840 |
briesen |
brullen:
brēlǝ (Q093p Rosmeer)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34600 |
bril |
bril:
brē̜l (Q093p Rosmeer)
|
Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c]
I-13
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄i̯ǝ (Q093p Rosmeer),
bręi̯ǝ (Q093p Rosmeer)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
kloek:
klyk (Q093p Rosmeer)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
bruer (Q093p Rosmeer),
⁄r gëet bei de brüders nô de shôl (Q093p Rosmeer)
|
Broeder. [ZND 01 (1922)] || Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
18540 |
broek met split |
garenbroek:
gorəbryk (Q093p Rosmeer)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
broek:
bruk (Q093p Rosmeer),
bryk (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
brük (Q093p Rosmeer)
|
broek [ZND 01 (1922)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
18423 |
broekspijp |
pijp:
pepə (Q093p Rosmeer),
stomp:
[sic]
stompə (Q093p Rosmeer)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
broeksband:
bryksbant (Q093p Rosmeer)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
kontmaal:
koͅntmōͅl (Q093p Rosmeer)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|