e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rosmeer

Overzicht

Gevonden: 2181
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deklatten daklatten: dǫklatǝ (Rosmeer) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
deksel deksel: dĕksel (Rosmeer), dëksəl (Rosmeer) deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
dempig dempig: dɛ̄.mpǝx (Rosmeer) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
dennenappel dennenknop: verzamelfiches; ook ZND01, u 31  dêeneknop (Rosmeer) dennenappel [ZND 01 (1922)] III-4-3
dennennaalden bloem van de dennen: blŏm van də dɛnə (Rosmeer), dennenspangen: dêenespang (Rosmeer) dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3
deugniet deugeniet: ook materiaal znd 23,4  dëegeniet (Rosmeer), deugniet: ook materiaal znd 23,4  dɛgnit (Rosmeer) deugniet [ZND 01 (1922)] III-1-4
deuk in een hoed bluts: bleͅts (Rosmeer), deuk: ’n dook (Rosmeer) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] || een deuk [ZND 33 (1940)] III-1-3
deur deur: dē.r (Rosmeer) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurtje in een poortvleugel deurtje: dē̜ ̞rkǝ (Rosmeer), poortje: pi̯ɛtšǝ (Rosmeer) Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d] I-6
diarree schijt: šēt (Rosmeer) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] I-11