34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drēxstu̯ø (Q093p Rosmeer)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
dreegte (Q093p Rosmeer)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
20554 |
drop |
kriskoek:
zie ook znd 1u,45a
criskük (Q093p Rosmeer),
krisseskoek:
zie ook znd 1u,45a
crisseskük (Q093p Rosmeer)
|
drop [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
zabberig:
sàbərəx (Q093p Rosmeer)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
wijndruivenkoebel:
weendruevenkubbel (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
wijndruiventros:
weendruventros (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
25133 |
druppel |
druppel:
dreppel (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
drëppel (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
kruipen:
krōpə (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
poort voor:
pu̯øt ˲vē̜ ̞r (Q093p Rosmeer)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doove hate ... (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
duijf (Q093p Rosmeer),
dêj duijf ës tôem, ⁄n tôem duijf (Q093p Rosmeer)
|
Duif. [ZND 01 (1922)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] || Tam, mak. "Die duif is tam, een tamme duif. [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
duijf (Q093p Rosmeer)
|
duif [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|