33748 |
hengst |
hengst:
heŋs (Q093p Rosmeer)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
27358 |
hennep |
kennep:
kɛnǝp (Q093p Rosmeer)
|
Cannabis sativa L. De tot een paar meter hoog opgroeiende eenjarige plant met getande zesvingerige bladeren. Van de vezels vervaardigt men touw en grof linnen voor zeilwerk. Het zaad is oliehoudend en wordt ook wel als vogelvoer gebruikt. Hennep is een tweehuizige plant, zodat men kan spreken van mannelijke en de vrouwelijke planten. De mannelijke (Cannabis sativa mas L.) groeit aanvankelijk harder, maar sterft ook eerder af. Hij is tengerder dan de vrouwelijke en levert alleen vezels. De vrouwelijke (Cannabis sativa foemina L.) is veel forser, draagt het zaad en levert de beste vezels. Door het forse uiterlijk van de vrouwelijke plant wordt deze vaak aangezien voor de mannelijke. In dit lemma worden onder A. eerst de algemene benamingen gegeven. Voor zover bekend volgen onder B. de benamingen voor de vrouwelijke en onder C. die voor de mannelijke hennep. Zie Brok 1973 en 1984. [A 49, 14a en 14b; L A1, 91; L 1, a-m; L 1u, 87; L 15, 6; Wi 52; S 13; monogr.; add. uit JG 1d]
I-5
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschupje:
šēpǝršępkǝ (Q093p Rosmeer)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
25151 |
herfstdraden |
spinnenwebben:
spenəweͅbə (Q093p Rosmeer)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34145 |
herkauwen |
neringen:
nīreŋǝ (Q093p Rosmeer)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hosse:
hjosse (Q093p Rosmeer),
josse:
josse (Q093p Rosmeer)
|
de hersenen [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
ǭfdrę (Q093p Rosmeer)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
21436 |
het volle bedrag |
de volle charge (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
voͅl šarš (Q093p Rosmeer)
|
volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19415 |
het vuur doven |
doven:
daawve (Q093p Rosmeer),
uitdoen:
ōtdū (Q093p Rosmeer)
|
de kachel dooven [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
20404 |
heten |
heten:
hëete (Q093p Rosmeer)
|
heeten [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|