32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q093p Rosmeer)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
stoot:
stöt (Q093p Rosmeer)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22786 |
in een beek baden |
baden:
in n bjek boaie (Q093p Rosmeer)
|
In een beek baden. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
17701 |
ingewanden |
ingewei(de):
eengewee (Q093p Rosmeer)
|
ingewanden [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
ingewanden:
ēngǝwē (Q093p Rosmeer)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
25447 |
ingezouten |
gezouten:
gǝzātǝ (Q093p Rosmeer),
ingezouten:
īngǝzātǝ (Q093p Rosmeer)
|
Dit lemma sluit volledig aan bij het lemma ''het vlees conserveren''. In de Leuvense vragenlijsten 1a-m en 27 werd naar het begrip "ingezouten" gevraagd. Deze twee vragen worden hier als apart lemma gehonoreerd. [L 1a-m; L 27, 40; Veldeke 22, 67]
II-1
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
inhouwen:
inhǫu̯ǝ (Q093p Rosmeer)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|
33259 |
inkarnaatklaver, franse klaver |
franse klee:
frānsǝ [klee] (Q093p Rosmeer)
|
Trifolium incarnatum L. Een 15 tot 60 cm hoge plant met helder scharlakenrode bloemhoofdjes die van mei tot juli bloeien. Het wordt in augustus gezaaid, levert in mei een flinke snee groenvoer op en wordt dan ondergeploegd. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; L 36, 35; monogr.]
I-5
|
21687 |
inkomsten |
inkomen:
ps. omgespeld volgens Frings.
ēnkwəmə (Q093p Rosmeer)
|
inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21691 |
inkopen gaan doen op de markt |
markten:
ps. omgespeld volgens Frings.
meͅrətə (Q093p Rosmeer)
|
inkopen gaan doen op de markt [markten, merten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|