e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rosmeer

Overzicht

Gevonden: 2181
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kanaal kanaal: knol: Duits  ɛn de āndere kānt van t knōl (Rosmeer) Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)] III-3-1
kandelaar kandelaber: kandəlābər (Rosmeer) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kap van een lange schoudermantel kapje: kepkə (Rosmeer) kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapmantel caban (fr.): kabŏ (Rosmeer), kapmantel: kapmantəl (Rosmeer) kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapotjas kapotjas (<fr.): soldatenoverjas  kəpoͅtjas (Rosmeer) kapotjas, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
kaproen kaproen: betekenis: mica-muts gedragen bij de vangst van bijen  kaprön (Rosmeer) kapruin, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kar kar: kār (Rosmeer) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13
karakter (aard) aard: ōt (Rosmeer), caractre (fr.): karak-tèr (Rosmeer), kerrectêer (Rosmeer) aard (karakter) [ZND 01 (1922)] || karakter [ZND 01 (1922)] III-1-4
karnemelk botermelk: bu̯øtǝrmēlk (Rosmeer) De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.] I-11
karnen draaien: drīi̯ǝ (Rosmeer) Het op en neer bewegen van de vetdeeltjes in de melk of room, zodat deze zich aan elkaar hechten en op die manier boter vormen. Boter maken. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [S 17; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; L 27, 68; A 7, 23; A 28, 7; Ge 22, 8; Vld.; monogr.; add. uit N 12; A 16; S] I-11