33537 |
kers, zoete soorten |
kers:
kers}* (Q093p Rosmeer),
kjos (Q093p Rosmeer)
|
[ZND 01 (1922)]kers [ZND 01 (1922)]
I-7
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
doffe e
kjosmes (Q093p Rosmeer)
|
Hoe vertaalt men in uw dialect: Kerstmis? [ZND 20 (1936)]
III-3-3
|
19496 |
keukenrek |
plank:
plāŋk (Q093p Rosmeer)
|
de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
18208 |
kiel |
kiel:
kiel (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
kil (Q093p Rosmeer),
korte kiel:
kotte kiel (Q093p Rosmeer)
|
hes (blauwe boerenkiel) [ZND 01 (1922)] || kiel [ZND 01 (1922)] || kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
kijnen:
kęi̯nǝ (Q093p Rosmeer)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
17764 |
kies |
baaktand:
Vs. booknagel voor navel.
bôektan (Q093p Rosmeer),
dikke tand:
dikken taand (Q093p Rosmeer),
n dikken taand (Q093p Rosmeer)
|
Baktanden (dikke tanden). [ZND 07 (1924)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20571 |
kieskauwerig |
kieskeurig:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
kieskëereg (Q093p Rosmeer)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
17919 |
kietelen |
krevelen:
krievele (Q093p Rosmeer)
|
kittelen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
ook in ZND 27, 084
kieuwen (Q093p Rosmeer)
|
kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
24184 |
kievit |
kievit:
keewit (Q093p Rosmeer)
|
kievit
III-4-1
|