e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hees, schor hees: hijsch (Rotem) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heet, hitsig loops: løͅij.ps (Rotem) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
heibezem bezem: bɛsəm (Rotem), ovenbezem: ovenbezem  ūəf˂beͅsəm (Rotem) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heilige, zalige heilige: n⁄n heilige (Rotem), ⁄nen heilige (Rotem) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
heizeis heizeissing: hęi̯zęi̯.seŋ (Rotem) Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis √©√©n handvat. [JG 1a, 1b] I-8
heizode heilap: hē̜i̯lap (Rotem) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
heizode los- en stukploegen doorploegen: doorploegen (Rotem), graven uitploegen: grē̜f uu̯tplōgǝ (Rotem) [N 27, 16] I-8
hek aan de ingang van een wei vaargat: vārgāt (Rotem) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
hekken hekken: hękǝ (Rotem) Algemene benaming voor alle aan de roede bevestigde langse en dwarse latten bijeen: het geheel van zomen en hekscheien. Zie ook afb. 37. [N O, 2a; N O, 6b; A 42A, 66; Sche 33; monogr.] II-3
hekscheien scheien: šɛjǝ (Rotem) De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32] II-3