e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keukenrek rek: reͅk (Rotem) de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] III-2-1
kibbelen stechelen: zeen ze weer aan⁄t stechelen (Rotem) Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kiel kiel: keel (Rotem, ... ), kēyl (Rotem) kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)] III-1-3
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: šēętǝ (Rotem), uitlopen: uitlopen (Rotem) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kien! kien: kin (Rotem) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kienen kienspel: kinspel (Rotem) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kies baktand: baktan (Rotem), baktand (Rotem), baktant (Rotem) baktand [ZND 01u (1924)] || Baktanden (dikke tanden). [ZND 07 (1924)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] III-1-1
kieskauwer slokbeest: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  sloekbiest (Rotem), slokker: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  sloeker (Rotem) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kieskauwerig kieskeurig: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  keeskeurig (Rotem) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kietelen kietelen: keͅtələ (Rotem) kittelen [ZND 01u (1924)] III-1-2