e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeg, niets bevattend leeg: lèg (Rotem) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4 ai van aimer  laigluiper (Rotem) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leemspecie pap: pap (Rotem) Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.] II-9
leeuw leeuw: eine lieuw (Rotem) Leeuw. [ZND 30 (1939)] III-3-2
lege eerste koe eerste vaars die mans is: istǝ vē̜s dei̯ mas es (Rotem), lege vaars: lē̜x ˲vē̜s (Rotem) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leggen leggen: legə (Rotem) leggen [ZND m] III-1-2
legnest hoendernest: hōndǝrnęst (Rotem), nest: nęst (Rotem) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei lei: de lei (Rotem) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden dekken: dɛkǝ (Rotem), leiden: lē̜i̯ǝ (Rotem), lęi̯ǝ (Rotem) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak leien dak: lęjǝn dāk (Rotem) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9