e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melk melk: męlk (Rotem), męlǝk (Rotem), mɛ.lǝk (Rotem), mɛlk (Rotem) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkaders melkaderen: mɛlkǭi̯ǝrǝ (Rotem), melkaders: mɛlegāi̯ǝrs (Rotem) De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11
melkafromer afromer: ā.frøu̯mǝr (Rotem), āfrø̜̄u̯mǝr (Rotem) De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11
melkboer melkboer: mɛləgbu.ər (Rotem) melkboer [RND] III-3-1
melkdistel tuindistel: toendistel (Rotem, ... ) [ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)] I-7, III-4-3
melken melken: męlkǝn (Rotem), mɛlkǝ (Rotem) Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.] I-11
melkgebit melktanden: mę.lǝktan (Rotem) Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a] I-9
melkgebit van kalveren kalvertanden: kǫu̯vǝrtan (Rotem), melkgebit: mɛlǝk˲gǝbīǝt (Rotem) [N 3A, 108a] I-11
melkgift van de zeug zuik: zuk (Rotem) [N 19, 20] I-12
melkkannetje melkkannetje: mɛlkɛnkə (Rotem), melkpot: me̝ͅlekpoͅt (Rotem), melkpotje: me̝ͅlekpo̝ͅtjə (Rotem) melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)] III-2-1