e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rapen rapen: rāpǝ (Rotem) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Rotem, ... ) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
rauw rauw: rouw vleis (Rotem) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
ravotten kuffelen: kuffele (Rotem) Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] III-3-2
rechterachterkwartier rechts achter: rɛgzaxtǝr (Rotem) Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d] I-11
rechtervoorkwartier rechts voor: rɛxs vø̄r (Rotem) Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c] I-11
rechtvaardig rechtvaardig: reͅchtvēͅrdəg (Rotem) Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)] III-1-4
redingote? regenscoat: soort regenjas met ceintuur [sic; rainscoat?]  reͅin`škōət (Rotem) riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
reeks, rij rij: ri(j) (Rotem) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
reepje overschietend gras (een) baard maken: bārt mākǝ (Rotem) Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96] I-3