e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rekenen cijferen: sɛifərə (Rotem, ... ) hij kan rekenen [ZND 41 (1943)] || rekenen [ZND 41 (1943)] III-3-1
rekening rekening: ə[i}ch sal əm ən rīkənə[i}ng st"rə (Rotem) Ik zal hem een rekening sturen. [ZND 07 (1924)] III-3-1
rem van de wagen frein: frɛ̃ (Rotem) De rem komt vrijwel alleen voor bij de wagen. Er bestaan verschillende systemen. Essentieel hierbij is echter dat steeds een remblok tegen de rond de velg van het wiel bevestigde metalen band kan schuren. De informant van Q 099q vermeldt het volgende: "Vroeger werd de rem door middel van een zwengel aangedraaid. Thans wordt de rem in werking gesteld door een ijzeren hefboom. Deze ijzeren staaf heeft aan het losse uiteinde een ketting, die vastgemaakt wordt aan een haak, welke zich bevindt aan de zijkant van de karbak. Het is dus een vereenvoudiging, de zwengel is vervangen door een hefboom.". De respondent van P 48 omschrijft de wagenrem als een "blok met ketting aan as om te remmen. [N 17, 40 + 44j + 49 + 50b + 99 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c; monogr.] I-13
rente interest: ps. omgespeld volgens Frings.  entreͅst (Rotem), ps. omgespeld volgens IPA.  dən entreͅst (Rotem) Rente [intrest?] [N 21 (1963)] III-3-1
reseda reseda: Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal  reseda (Rotem) [ZND 35 (1941)] I-7
rest in het glas klatsje: kletske (Rotem) kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)] III-2-3
reuzel veer: vęr (Rotem) Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.] II-1
reuzel, bladvet reut: rø͂ͅt (Rotem), veer: vir (Rotem), vɛ̄r (Rotem) Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)] || reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)] III-2-3
ribben in stukken delen doorzagen: dūrzęxǝ (Rotem) [N 28, 104; N 28, 106a; monogr.] II-1
riek of schop om mestplakken en molshopen te verspreiden sprei(d)riek: spręirēk (Rotem), strontschup: schoep (Rotem), %%voor de verspreiding van mestplakken en/of molshopen gebruikt men deze%%  riek (Rotem) Termen die niet op een speciaal bij de verspreiding van mestplakken of molshopen gebruikte riek of schop wijzen, zijn aan het eind van het lemma slechts in de woordtypevorm vermeld. Voor de dialectvarianten daarvan zie men de lemmata ''mestriek'' en ''spade, spitschop'', alsmede de schopbenamingen in I.4 onder "gereedschap en gerei in het algemeen". [N 14, 81; N 18, 29; div.] I-2