e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijlvoetplaat muurplaai: mōrplāj (Rotem), mōǝrplāj (Rotem) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9
stilstaan hou: hou̯ (Rotem), ju(j): jyi̯ (Rotem) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinkende gouwe wrattenkruid: wrattenkroed (Rotem) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stoel stoel: stōl (Rotem) stoel [ZND 07 (1924)] III-2-1
stoep trottoir: trottoir (Rotem) stoep [ZND 07 (1924)] III-3-1
stoep, trottoir trottoir: trottoir (Rotem) stoep [ZND 07 (1924)] III-2-1
stof stof: stūf (Rotem) stof [ZND 07 (1924)] III-2-1
stofdoek stofdoek: stūf˂dōk (Rotem) een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)] III-2-1
stoffen pantoffel slof: slofə (Rotem), slóffe (Rotem) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3
stok of twijg om een kind te straffen schnalle (du.): znd 23, 60c;  snaai (Rotem), smik: znd 23, 60c; cf. WNT s.v. "smikken"(met een zweep slaan zie de afl. "smik"= zweep  smik (Rotem), wis: znd 23, 60c;  wis (Rotem) stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] III-2-2