e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tabak toebak: deͅs zwōͅrən tubak (Rotem) dat is sterke tabak [ZND 07 (1924)] III-2-3
tabak snuiven een snuifje pakken: snyfkə pakə (Rotem), toebak snuiven: e.a. opgaven  (tubak) snuvə (Rotem) snuifje nemen [ZND 07 (1924)] || tabak snuiven [ZND 07 (1924)] III-2-3
tafel tafel: ta͂fəl (Rotem), to͂ͅfəl (Rotem) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] III-2-1
tafelmes tafelmes: tā̝fəlmeͅs (Rotem), tōͅfəlmɛs (Rotem) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
tak op ingezaaid land vreerijs: vrēręi̯s (Rotem) De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.] I-4
takken (coll.) douw: dou-i (Rotem), kruin: krun (Rotem) takken, coll. [ZND 35 (1941)] III-4-3
takkenbos, bussel hout krik: comm.: krik = schans  kreͅk}* (Rotem), schans: schans (Rotem), šans}* (Rotem) takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7
talud berm: bɛrm (Rotem) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tand, tanden tand(en): tā.nt (Rotem  [(mv tan)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden tanden (mv.): laŋ tan (Rotem) lange tanden [ZND 07 (1924)] III-1-1