e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopdekentje sjaal: šāəl (Rotem), sjaaltje: šäälkə (Rotem) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleed: dö.ypklɛ.it (Rotem), doopkleedje: daupklet`ə (Rotem), doopskleedje: doͅwpsklätjə (Rotem) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3
doopmutsje doopmuts: doͅwpməts (Rotem), doopmutsje: daupmøͅtskə (Rotem) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopsprei doopsprei: doͅwpspreͅi (Rotem) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopvont: daupfoënt (Rotem), dö.ypfunt (Rotem) doopvont [RND] || Doopvont. [ZND 01u (1924)] III-3-3
doordeweekse (werk)schort blauwe scholk: blauwə šolək (Rotem), werkscholk: werkscholk (Rotem) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren aldaagse kleren: a.ldāxsə kleͅijər (Rotem), werkkleren: werkléjer (Rotem) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doorn, stekel doornen: døͅrə (Rotem) doornen [RND] III-4-3
doorschieter tweede was: twidǝ was (Rotem) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
dopen dopen: dö.ypə (Rotem, ... ), e kentj doupen (Rotem), eine keindj daupe (Rotem), ə kaindj duipen (Rotem) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] III-3-3