e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flambouw flambouw (<fr.): ⁄n flambouw (Rotem), lantaarn (<fr.): ein lantaer (Rotem) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] III-3-3
flank zijden: ze.i̯ǝ (Rotem) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauw flauw: niet uitspreken ou als in oud  flauw (Rotem) meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] III-2-3
flauwvallen van zijn sus vallen: vilt van zinne sus (Rotem) hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
flikflooien flikflooien: ook materiaal znd 23, 55  flikfloeien (Rotem), vleien: ook materiaal znd 23, 55  vleien (Rotem) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim fluim: fluem (Rotem), flūīm (Rotem), klark: klark (Rotem) fluim [ZND 23 (1937)] III-1-2
fluisteren fezelen: Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.  feezelen (Rotem) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1
fluwelen broek velours (fr.) boks: ein floere boks (Rotem), en floere boeks (Rotem), ’n floere boeks (Rotem) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fokmerrie fokmeer: fõ̜kmēę.r (Rotem) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug fokzoog: fokzō.x (Rotem), zoog: zō.x (Rotem) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12