34438 |
herdersschopje |
schepersschup:
šī.ǝpǝršø̜p (L420p Rotem),
schepersschupje:
šipǝrsšø̜pkǝ (L420p Rotem),
schupje:
šøpkǝ (L420p Rotem)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24675 |
herderstasje |
vingerhoedje:
-
vingerhoedje (L420p Rotem)
|
gewoon herderstasje
III-4-3
|
25151 |
herfstdraden |
zomervamen:
zumər vēͅm (L420p Rotem)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24877 |
herik |
zennep:
zɛnǝp (L420p Rotem)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
neringen:
nēreŋǝ (L420p Rotem),
nēreŋǝn (L420p Rotem),
nɛ̄reŋǝ (L420p Rotem)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hersens:
hairsən (L420p Rotem)
|
de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
20322 |
het einde van zijn leven |
het end van zijn leven:
’t èn van ze lieven (L420p Rotem),
het laatste van zijn leven:
het lest van z’n lieven (L420p Rotem)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras afmaaien:
het graas aafmejen (L420p Rotem),
t graas aafmè-jen (L420p Rotem)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ bęnǝ (L420p Rotem)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
afdręjǝ (L420p Rotem),
deruitdraaien:
druǝdrɛi̯jǝ (L420p Rotem)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|