34068 |
koe die tweemaal heeft gekalfd |
tweede vaars:
twidǝ vē̜s (L420p Rotem),
twødǝ vē̜s (L420p Rotem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b]
I-11
|
34126 |
koe met gebogen, opgezette rug |
bochel:
bǫxǝl (L420p Rotem)
|
[N 3A, 145c]
I-11
|
34124 |
koe met hellend kruis |
hangvot:
aŋvǫt (L420p Rotem),
haŋvǫt (L420p Rotem)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34122 |
koe met korte poten |
diepe:
dēpǝ (L420p Rotem)
|
[N 3A, 142b]
I-11
|
34121 |
koe met lange poten |
ondiepe koe:
ǭndēpǝ kuu̯ (L420p Rotem),
rijzige koe:
rei̯sǝ kuu̯ (L420p Rotem)
|
[N 3A, 142a]
I-11
|
34045 |
koe met rode vlek op de poot |
vlekpoot:
vlękpūt (L420p Rotem)
|
[N 3A, 138]
I-11
|
34125 |
koe met slappe, doorgezakte rug |
gebeugelde rug:
gǝbȳgǝldǝ rø̄k (L420p Rotem),
zaalrug:
zālrø̜x (L420p Rotem)
|
[N 3A, 145b]
I-11
|
34123 |
koe met ver uitspringende hielen |
kromme heks:
krǫm ɛks (L420p Rotem),
sabelhak:
sābǝlhak (L420p Rotem)
|
[N 3A, 144b]
I-11
|
34044 |
koe met witte vlek of streep op het voorhoofd |
bles:
blɛs (L420p Rotem),
sterkop:
stęrkǫp (L420p Rotem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 135a; N 3A, 136a]
I-11
|
33368 |
koedrempel, kribbeboom |
onderste balk:
ǫŋǝrstǝ balǝk (L420p Rotem),
plaai:
plāi̯ (L420p Rotem),
treem:
(mv)
trē̜ ̞me (L420p Rotem)
|
Een laag muurtje in de potstal dat de koeienstand van de voergang scheidt, ofwel de lage horizontale balk waar de koeien aan vastgebonden zijn in een stal zonder stalpalen, ofwel, in de stallen met een koeienstand, de horizontale balk die op de krib ligt en de stalpalen van onderen verbindt. De voorwerpen kunnen verschillend zijn, maar de functie is gemeenschappelijk. De meeste opgaven betreffen de verbindingsbalk van de stalpalen (onbekend in Q 187a, alleen in moderne boerderijen in Q 32). Deze balk ontbrak in L 159a, 191, 214a, 290, 291 en 377, waar de stalpalen in de grond of in de rand van de krib stonden. De onderste verbindingsbalk heeft de hoogte van de knie of de borst van de koeien. Waar in het lemma achter een opgave wordt vermeld balk met gaten betreft het geen verbindingsbalk maar een balk die op de grond tegen de krib of op de krib ligt en waaraan de koeien vastgebonden worden (met een touw door de balk of aan een ring door de balk). Sommige benamingen kunnen, opgevat als collectief, ook voor het hekwerk van stalpalen gelden. Zie ook afbeelding 10.B bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 38b en c; N 4, 61 en 61; A 10, 12 en 13; div.; monogr.]
I-6
|