e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krijgertje spelen aantikkertje spelen: aantikkertje (Rotem), manlopertje spelen: an = dans  manluiperke spi-eulen (Rotem), vangertje spelen: /  vangerke (Rotem) Het kinderspel waarbij één kind de anderen tracht te tikken? [WVD 153 (2005)] || vangertje [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
krijt krijt: ei stok wit kriet (Rotem), krīt (Rotem) Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] || krijt [ZND m] III-3-1
krols loops: lø͂ͅu̯ps (Rotem) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)] III-2-1
kroon kroon: krū[ə}n (Rotem), kroontje: kry(3)̄[ə}nkə (Rotem) kroon [ZND m] III-3-1
kropgat krop: krǫp (Rotem), kropgat: krǫp˲gāt (Rotem) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidwis wijden {ja}: ja, bestaat nog  / (Rotem), op dien dag wordt kroetwesj gewijd  / (Rotem) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruien schurgen: šørǝgǝ (Rotem), varen: vārǝ (Rotem) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik tuit: tuit (Rotem) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruim binnenste, het -: bēͅnəstə (Rotem) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruimel greumel: gri-eumel broed (Rotem) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3