24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
lèg (L420p Rotem)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18920 |
leegloper |
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4 ai van aimer
laigluiper (L420p Rotem)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
30186 |
leemspecie |
pap:
pap (L420p Rotem)
|
Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.]
II-9
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
eine lieuw (L420p Rotem)
|
Leeuw. [ZND 30 (1939)]
III-3-2
|
34067 |
lege eerste koe |
eerste vaars die mans is:
istǝ vē̜s dei̯ mas es (L420p Rotem),
lege vaars:
lē̜x ˲vē̜s (L420p Rotem)
|
Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.]
I-11
|
17815 |
leggen |
leggen:
legə (L420p Rotem)
|
leggen [ZND m]
III-1-2
|
33409 |
legnest |
hoendernest:
hōndǝrnęst (L420p Rotem),
nest:
nęst (L420p Rotem)
|
Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25]
I-6
|
21553 |
lei |
lei:
de lei (L420p Rotem)
|
Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
34147 |
leiden |
dekken:
dɛkǝ (L420p Rotem),
leiden:
lē̜i̯ǝ (L420p Rotem),
lęi̯ǝ (L420p Rotem)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
30530 |
leien dak |
leien dak:
lęjǝn dāk (L420p Rotem)
|
Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.]
II-9
|