18653 |
leren muts die onder de kin wordt gesloten |
leren muts:
lērə məts (L420p Rotem)
|
muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25355 |
leren schede |
tas:
tas (L420p Rotem)
|
De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
det is ’n leugen (L420p Rotem)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
zetel:
ziətəl (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
bedelaar:
be[i}delèr (L420p Rotem),
Fr. air
bièdelair (L420p Rotem),
leurder:
leurder (L420p Rotem),
ps. omgespeld volgens Frings.
l"rdər (L420p Rotem),
ps. omgespeld volgens IPA.
løərdər (L420p Rotem),
stoffenmarchand:
stoefemarchang (L420p Rotem)
|
een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
leuren:
ps. omgespeld volgens Frings.
lørə (L420p Rotem),
ps. omgespeld volgens IPA.
lørə (L420p Rotem),
op commerce (fr.) gaan:
ps. omgespeld volgens IPA.
oͅp kəmeͅrsxūən (L420p Rotem)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20198 |
leven |
leven:
znd 34, 82a;
lieven (L420p Rotem)
|
leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
20188 |
leven (zn) |
leven:
lieven (L420p Rotem, ...
L420p Rotem,
L420p Rotem)
|
leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34]
III-2-2
|
17697 |
lever |
lever:
lē̜vǝr (L420p Rotem)
|
Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c]
I-11
|
21002 |
leverpastei |
leverpastei:
liɛvərpá’stei (L420p Rotem)
|
leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|